U bent hier: Home Database Vertalingen Overzicht

Lijstweergave

Totaal 57 vertalingen
1125 januari 6 of april 13 - mei 23, ONB II nr. 894

Dirk VI, graaf van Holland, oorkondt en bevestigt dat Vastraad Scherebaard (van Uitwijk) en diens echtgenote Sophie, dochter van de graaf van Gulik, aan de St.-Laurensabdij te Oostbroek goederen schenken (nabij Oud Gastel), met kapel en toebehoren, gelegen tussen de grenzen Markemunde, Ouerste Ouermere, Halreberge, en Thurlichteruene, en neemt, als gekozen voogd, deze goederen in bescherming.

1128 december 25 - 1129 september 23, ONB II nr. 896

Beoorkond wordt de schenking van goederen en rechten en de tolvrijstelling aan de abdij van Park door Godfried 1, hertog van Brabant, alsmede de schenking door diverse particulieren, waaronder de overdracht door Steven van Wezembeek van zijn allodium te Baarle, waaruit de abdij jaarlijks 9 schelling en 6 penning Antwerps zal ontvangen.

1156 december 24 - 1157 september 23, ONB II nr. 909

Hendrik II (van Leez), bisschop van Luik, bekrachtigt op verzoek van Hubert, abt van de abdij van Tongerlo, de schenking van een hof te Nispen door Arnulf de Brabander en de schenking, bij hande van Godfried I van Breda, van twee derden van de tienden en het patronaatsrecht van Nispen en Zundert door diens zoon Arnulf aan de abdij van Tongerlo.

ca. 1198, ONB II nr. 924

Godfried II (van Breda en) van Schoten draagt aan Hendrik I en Machte ld, hertog en hertogin van Brabant, en hun nakomelingen de burcht van Breda in leen op, met al zijn eigen goed onder (Princen)hage, om dit geheel van hen in leen terug te ontvangen met bovendien de leenmannen van hun voogdijen aldaar en al wat dezen bezitten, met uitzondering van zekere dienstienen.

ca. 1198, ONB II nr. 925

Hendrik I, hertog van Brabant, oorkondt dat Godfried II (van Breda en) van Schoten erkent dat het eigen goed van Breda de hertog toebehoort en dat hij al zijn eigen goed onder (Princen)hage aan de hertog in leen opgedraagt, waarna hij het van hem in leen terug ontvangt; voorts beleent de hertog hem met het veengebied tot aan de Striene en met het geleiderecht van Breda en bovendien met al zijn rechten in dit gebied, behoudens die over zijn dienst- en leenmannen.

1212 februari 25, ONB II nr. 937

Hendrik I, hertog van Brabant, verklaart zijn leenmannen van de scheepstol op de Striene en de (Ooster)Schelde hiervan vervallen en beleent zijn verwant Godfried II van Breda met de helft, zichzelf de andere helft voorbehoudend, en regelt de wijze waarop deze tol wordt geheven; voorts beleent hij Godfried met Schakerlo en Ossendrecht, waarvan hij zijn eerdere leenmannen eveneens vervallen heeft verklaard, en maakt afspraken over het verblijf van hun mannen in beider gebied, waartegenover Godfried al zijn burchten en zijn gehele gebied aan de hertog in direct leen opdraagt, mede onder ede bekrachtigd door al zijn ridders met hun zoons en 240 gekozen vertegenwoordigers van de twaalf dorpen.

1223 mei, ONB II nr. 955

Beoorkond wordt de overeenkomst tussen Hendrik I, hertog van Brabant, en Godfried III (van Breda en) van Schoten, waarbij de burcht en stad Breda allodium van de hertog blijft en Godfried III dit, evenals zijn vader Godfried II, samen met het goed te (Princen)hage van de hertog in leen ontvangt en vrede sluit met al diegenen die schade willen toebrengen op de Schelde en Striene, zolang het geleide van de hertog duurt; tevens beloven beiden de bepalingen, vastgelegd tussen de hertog van Brabant en de heer van Breda in oudere oorkonden (zie nrs. 924-925 en 937-938), in acht te nemen.

1232 december 6, ONB II nr. 971

Beoorkond wordt de verzoening tussen Hendrik I, hertog van Brabant, en Gillis van Breda, waar bij uitspraak door heer Albert van Cuijk en Arnoud van Wezemaal onder meer wordt bepaald dat de burcht van Breda in bezit van de hertog blijft, dat de kosten voor het onderhoud getaxeerd en bestreden worden uit de inkomsten van het land van Breda, dat Gillis als wettig voogd bij overlijden van (Machteld), weduwe van Godfried III van Breda, haar huwelijksgift zal bezitten; tevens wordt er een regeling getroffen betreffende het land bij de Zoom.

1236 juli 9, ONB II nr. 979

P., preceptor van de tempeliers, Jan, abt en het convent van de abdij van Tongerlo beloven zich neer te leggen bij de uitspraak door drie scheidsrechters, aangesteld ter beslechting van hun geschil betreffende de waarde van de hof te Alphen.

1236 november 17, ONB II nr. 980

Arnoud, prior van Waver, Daniël, kanunnik van Tongerlo, en Herman, tempelier, scheidsrechters in het geschil tussen de abdij van Tongerlo en de tempeliers inzake gronden te Alphen, bepalen dat de aanspraken van de tempeliers hierop vervallen, waarvoor de abdij van Tongerlo hun ter vergoeding een jaar rente van 4 sester rogge, 4 sester haver en 3 schelling Keuls zal betalen.

Document acties