U bent hier: Home Database Vertalingen Overzicht

1128 december 25 - 1129 september 23, ONB II nr. 896

Beoorkond wordt de schenking van goederen en rechten en de tolvrijstelling aan de abdij van Park door Godfried 1, hertog van Brabant, alsmede de schenking door diverse particulieren, waaronder de overdracht door Steven van Wezembeek van zijn allodium te Baarle, waaruit de abdij jaarlijks 9 schelling en 6 penning Antwerps zal ontvangen.

Uitgave

Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 896.

Tekst

In nomine sancte et individue Trinitatis.

Notum sit omnibus Christi fidelibus quod postquam dux Godefridus qui et comes Louaniensis una cum filiis suis Godefrido et Henrico parcum, qui adiacet Louanio in australi parte, sancte Marie libere ac legittime sine quolibet respectu donavit, devotio quoque Christi fidelium non abfuit ac pro remedio animarum suarum nove eiusdem loci ecclesie bona sua in usus fratrum ibidem inservientium contulere, horum nomina et bonorum quantitatem et libertatem partim hic adnotavimus, ut memoriter res gesta in perpetuum habeatur: ab ipso itaque duce Godefrido qui eundem locum instituit incipiamus, qui usum pascue silve sue que dicitur Loe eidem loco vicinam ipsis fratribus libere in perpetuum donavit, libertatem etiam minandi animalia sua per Louanium ad vehendum bladum ad molendina sua eisdem tradidit, quandam etiam partem de sua foresta que sita est iuxta villam Fossam nomine quam libere possidebat tam libere prefate ecclesie possidendam cum predictis filiis suis tradidit et confirmavit, sicut si aliquando terra illa excolatur decima illius novalis cum omnimodo usufructu tunc et nunc eidem ecclesie libera in perpetuum permaneat. Quidam etiam liber homo Rainerus nomine de predicta villa Fossam devotissime eidem ecclesie seipsum obtulit cum omnibus que possidebat tam in allodio quam iure hereditario cuius possessionis mansus L et diurnale L in ipsa villa Fossa et quinque curtes ac singillatim quarta pars de duobus molendinis et portio illius foreste ad hoc pertinentis allodium ab eodem Reimero prefate ecclesie accedunt; apud Humelengem septem allodii bunuaria idem Rainerus ecclesie contulit; Gillebertus frater eius cum uxore sua Gerberga et filio suo Winnemaro apud Braehues VI bunaria allodii silvamque ad hoc pertinentem ibidem contulit, et matertera illius Raineri Conegundis nomine unum allodii sui bunuarium in predicta villa Fossam ibidem addidit; sed et Stephanus de Wesenbeca, avunculus illius Raineri, seipsum cum uxore sua et filiis ac filia cum omnibus que possidebat predicto loco obtulit; huius possessionis duo mansi qui iacent apud Wleuue quorum alter dicitur mansus Litberti, alter mansus Ottonis et in eadem villa iacent IIIIor bunuria allodii et VI curtes cum dimidio molendino, apud Wesenbeca IX bunuaria et dimidium, apud Oppem II bunuaria cum parte silve Varenberch dicte et parte prati in Sennebruc de quo unum est bunuarium, sed et dimidia pars trium diurnalium; apud Barle in Texandria tantum allodii idem Stephanus possedit, quod singulis annis IX solidos et VI denarios Antwerpiensis monete predicta ecclesia recipiat; item idem Stephanus XII bunuaria hereditatis sue predicto loco contulit, Gerardus de Euerberga molendinum, presente et confirmante a dapifero a quo tenebat, idem molendinum in beneficio ibidem concesserunt; Gosuinus de Euerla molendinum I, Rentzo de Tildunc IIII bunuaria in suburbio Lovaniensi, Arnulfus de Rode partem silve apud Lendam, Evstatius de Tilt mansum Lovanii et duos Rabresfort et bunuarium et dimidium dederunt. Quidam Theodericus de Brucsella IIIa diurnalia in loco qui dicitur Veto Castellum et mansum et bunuarium terre; Gela, castellana, apud Winsenbeca, VI bunuaria et curtile dimidii bunuarii cum filiis suis contulit; Alardus de Baltreshem VI bunuaria in villa Melbruc; dominus Balduinus de Santhouen mansum apud Winga; dominus Gerardus de Wolwa IIIIor mansos et IIIa bunuaria et VI mansiunculas apud Landen; apud Gochenhoven dimidium mansum et duas mansiunculas et IIIIor solidos census.

Voluit quoque idem Godefridus, comes et dux Lovaniensis predictos fratres et suos servientes ab omni exactione thelonii terre et aque per totam terram suam liberos esse.

Hec itaque facta sunt Lovanie et confirmata anno incarnationis Domini M° C° XXIX°, indictione VIIa.

Testes: Sygerus, prepositus, Radulfus, capellanus, Henricus, castellanus, Arnulfus de Grinbergis, Gerardus de Grimbergis, Lambertus de Crainhem, Willelmus de Dungelberga, Gosuinus de Everla, Arnulfus, dapifer, et fratres sui Willelmus et Walterus, Tyetdelinus, villicus.

Vertaling door Geertrui Van Synghel

Nadat Godfried I, hertog en graaf van Leuven, samen met zijn zonen Godfried en Hendrik het park, dat zuidelijk aan Leuven grenst, aan de heilige Maria heeft geschonken, ontbrak bij de gelovigen de devotie voor Christus niet. Daarom hebben zij ten behoeve van de broeders die daar dienen voor hun zielenheil hun goederen overgedragen aan het nieuwe klooster van die plaats, waarvan de namen, de hoeveelheid en de vrijheid van goederen vermeld worden opdat de gedane zaken in eeuwigheid in herinnering blijven.

Ten eerste heeft hertog Godfried, die dit klooster heeft gesticht, het gebruik van zijn weidebos, Loo genaamd, grenzend aan die plaats aan de broeders voor altijd vrij gegeven. Ook heeft hij hun de vrijheid geschonken om dieren te drijven door Leuven om koren naar zijn molens te voeren. Ook heeft hij een zeker deel van zijn bos, gelegen naast het dorp Vossem, dat hij vrij bezat, met zijn zonen als vrij aan de voornoemde kerk geschonken en bevestigd. Als deze grond ooit ontgonnen wordt, dan zal de novale tiend met het hele vruchtgebruik aan dezelfde kerk vrij in eeuwigheid toekomen.

Een zekere vrije man Reinier, uit het dorp Vossem, heeft zichzelf aan de kerk geschonken met al zijn bezittingen, zowel eigen goed als goed in erfelijk recht, vijftig hoeven en vijftig morgen te Vossem, en vijf hoven en een kwart van twee molens met het deel van het bos dat tot dit eigen goed van Reinier toebehoort; Reinier heeft zeven bunder eigen goed te Humelgem overgedragen aan de kerk.

Gijsbert, zijn broer, heeft met zijn echtgenote Gerberga en hun zoon Winnemarus zes bunder eigen goed en het bos dat daar bijhoort te Braine-l’Alleud overgedragen, De tante van Reinier, Conegundis, heeft er een bunder van haar eigen goed te Vossem aan toegevoegd.

Steven van Wezembeek, oom van Reinier, heeft zich met zijn echtgenote, zonen en dochter met al zijn bezittingen geschonken. Twee hoeven daarvan liggen te Woluwe, waarvan de ene de hoeve van Litbertus wordt genoemd, de andere de hoeve van Otto. Te Woluwe liggen ook nog vier bunder eigen grond en zes hoeven met de halve molen. Te Wezembeek liggen negen en een halve bunder, te Oppem twee bunder met een deel van het bos Varenberg, alsmede een deel beemd in Zennebroek, waarvan er één een bunder is, maar ook de helft van drie morgen. Te Baarle in Texandrië heeft Steven zijn hele eigen goed dat hij daar bezit geschonken. De voornoemde kerk zal elk jaar negen schelling en zes penning Antwerps geld ontvangen. Ook heeft Steven nog twaalf bunder van zijn erfgoed geschonken.

Gerard van Everberg heeft een molen geschonken, in aanwezigheid van en bevestigd door de baljuw, van wie hij deze hield (deze molen hebben zij daar in leen afgestaan).

Gozewijn van Heverlee heeft een molen gegeven.

Reinzo van Tildonk heeft vier bunder gegeven buiten de stadsmuren van Leuven.

Arnulf van Rode heeft een deel van het bos bij Linden gegeven.

Eustacius van Tielt heeft een hoeve te Leuven gegeven en twee te Robrechtsvoorde en anderhalve bunder.

Dirk van Brussel heeft drie morgen gegeven in een plaats, geheten Oudeburg, en een hoeve en een bunder land.

Geile, burggravin, heeft met haar zonen te Wezembeek zes bunder gegeven en een hoeve van een halve bunder.

Alard van Boutersem heeft zes bunder gegeven in het dorp Melsbroek.

Heer Boudewijn van Zandhoven heeft een hoeve gegeven te Sint-Joris-Winge.

Heer Gerard van Woluwe heeft vier hoeven en drie bunder gegeven en zes kleine hoeven te Landen. Te Goetsenhoven heeft hij een halve hoeve en twee kleine hoeven en een cijns van vier schelling gegeven.

Ook heeft Godfried, graaf en hertog van Leuven, gewild dat de voornoemde broeders en hun dienaars vrij zijn van alle tolheffing te land en te water door zijn hele land.

Gedaan te Leuven en bevestigd in 1129.

Getuigen: Zeger, proost, Rudolf, kapelaan, Hendrik, burggraaf, Arnulf van Grimbergen, Gerard van Grimbergen, Lambert van Kraainem, Willem van Dongelberg, Gozewijn van Heverlee, Arnulf, baljuw, en zijn broers Willem en Wouter, Tidelinus, meier.



Document acties