< terug naar de lijst met oorkonden

Gevaarlijke everzwijnenjacht (waarschijnlijk kort voor 1233)

Samenvatting
Albert, heer van Cuijk, bevestigt vroegere schenkingen die gedaan zijn door Albert van Dinther en anderen aan de abdij van Berne. Hij geeft de grenzen aan van de gemeenten Dinther, Heeswijk, Bernheze, Bernhesermade en Loosbroek. Bij de hoeven die genoemd worden, blijken ook valken te horen. De oorkonde beschrijft ook hoe op een bepaalde dag twee heren naar Alberts vader, Hendrik van Cuijk, gekomen zijn op het eind van de akkers te Heeswijk, waar ze samen gekeken hebben naar het vangen van een groot everzwijn. Het varken werd pas laat in de duisternis gevangen, terwijl daarbij twee knechten bijna verdronken.

Achtergrondinformatie
In deze oorkonde wordt een aantal oudere schenkingen vastgelegd waar de abdij van Berne recht op had. Het gaat hier niet om nieuwe rechten, maar om het vastleggen en erkennen van oudere rechten. Hiervoor gebruikte men onder meer de tekst van een oudere oorkonde. Deze 'nieuwe' oorkonde bevat heel gedetailleerde grensbeschrijvingen, met opgave van bepaalde bomen, een molen, water, de begraafplaats enz. De oorkonde is vermoedelijk opgemaakt naar aanleiding van ruzies of onduidelijkheden over de rechten van de abdij en de begrenzingen. Door het maken van deze oorkonde konden alle rechten en aanspraken veiliggesteld worden.

Tips voor een script
Interessant voor het maken van een filmscript is de beschrijving van de everzwijnenjacht. De jacht was (naast de riddertoernooien) de grootste hobby van de edellieden in de middeleeuwen. Het was een 'gezellig' tijdverdrijf waarbij zij konden laten zien hoe sportief ze waren.
Knechten en dieren hielpen bij de jacht. Op klein wild als konijnen, hazen, fazanten en eenden joegen ze met speciaal getrainde valken. Voor de jacht op groter wild als herten, beren en everzwijnen werden getrainde jachthonden ingezet. Bij die kleine jacht mochten ook edelvrouwen meedoen, maar voor de grote jacht werd dat als te gevaarlijk beschouwd.
De jacht was niet alleen een 'leuke' vrijetijdsbesteding, maar ook nuttig. Middeleeuwers waren dol op het vlees van wilde dieren. En wat de jacht op everzwijnen betreft, die was noodzakelijk om de akkers van de boeren tegen dit wilde beest te beschermen. Als een familie everzwijnen een veld met rijp graan of groenten ontdekte, woelden ze het helemaal om en vraten hun buiken rond. Je moest dan niet proberen ze in je eentje van je velden te verjagen, want als een everzwijn zich bedreigd voelt, verandert hij in een woeste vechtjas. Hij wordt niet voor niets ook 'wild zwijn' genoemd. Er zijn verhalen bekend van reusachtige everzwijnen die jarenlang een bepaalde streek onveilig maakten. Dan was een groot gezelschap jagers (edelen en boeren) nodig om ze te vangen. Daarbij vielen geregeld slachtoffers onder de jagers.
Was het everzwijn waar volgens deze oorkonde jacht op gemaakt werd ook zo'n geduchte tegenstander? Schrijf een filmscript over de terreur die hij al een tijd rond Heeswijk zaaide en de moeizame jacht op hem door velden, bossen en rivieren.


Over de oorkonde
Deze oorkonde is een origineel. Volgens een aantekening van een veertiende-eeuwse notaris had hij een uithangend zegel van Albert, heer van Cuijk.
De datum waarop de oorkonde geschreven is, ontbreekt. Om te bepalen wanneer dit stuk gemaakt is, werden de historische gegevens en het schrift onderzocht. De vermelding van Albert, heer van Cuijk, is een belangrijke aanwijzing. We weten dat hij stierf in 1233, dus wordt deze oorkonde gedateerd op ‘kort voor 1233’. Dat wordt bevestigd door het soort schrift waarin deze oorkonde geschreven is, want dat komt overeen met het schrift van gedateerde oorkonden uit de eerste helft van de dertiende eeuw.
Het valt op dat de tekst begint met ‘ik Albert, heer van Cuijk’, maar dat er verder in de oorkonde gesproken wordt over ‘ons huis’ en ‘hij gaf aan ons’. Met die opmerkingen wordt de abdij van Berne bedoeld. Uit deze 'fouten' blijkt dat de tekst van de oorkonde naar alle waarschijnlijkheid opgemaakt is door de abdij zelf.

De oorkonde wordt bewaard in het archief van de abdij van Berne in Bernheze.

De Latijnse tekst is uitgegeven in H.P.H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, p. 248-252, nr. 173. Klik hier voor een digitale versie van de tekst.

Links

< terug naar de lijst met oorkonden