U bent hier: Home Database Oorkonden

nr. 1244.04.26a
1244 april 26

Willem, heer van Strijen, en zijn broers Hendrik en Hugo hechten hun goedkeuring aan de schenking door hun voorgangers van het goed Heiligenberg met wildernis, moergrond, lage rechtsmacht en tiend en dragen dit ook als schenking over aan de abdij Ter Doest. Tevens schenken zij binnen de omschreven grenzen van dit gebied de wateren met het visrecht, in het bijzonder in de Grauinnen Sloed, en de Mark tot halverwege de stroom met het visrecht en het recht om staalbomen te plaatsen, en staan de abdij toe de Grote Vorre af te dammen op voorwaarde dat zij een watergang aanleggen en onderhouden van de Grauinnen Sloed naar de Kleine Vorre.

Origineel

A. Brugge, GS, archief Ten Duinen-Ter Doest, charter nr. 765. Licht afgesleten en behandeld met een reagens, waardoor tekstverlies.

Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 13e-/14e-eeuwse hand: Domini Willelmi et fratrum suorum de Strena prebentium assensum donationi predecessorum suorum de Sancto Monte; M CC XLIIII, crastino Marci evangeliste. – 2o door 14e-/15e-eeuwse hand: P. II; LXXX [***].

Bezegeling: S1 uithangend bevestigd, dubbel doorgestoken zegel aan wit lederen staart van Willem, heer van Strijen, gaaf, van groene was, bruin geverfd.

Afschriften

B. tweede kwart 14e eeuw, Den Haag, NA, toegangsnr. 1.08.01, archief Nassause Domeinraad, Raad en rekenkamer Breda I, inv. nr. 772, reg. nr. 12, los afschrift. Zie verder Kruisheer, OHZ II, 233-234, nr. 639.

Uitgave

a. Kruisheer, OHZ II, 233-234, nr. 639. Zie verder aldaar.

Regesten

Zie Kruisheer, OHZ II, 233-234, nr. 639.

Samenhang

Deze oorkonde is een herhaling met een toevoeging van de oorkonde d.d. 1242 (april 18) - 1243 (april 10), zie Van Synghel, DONB, nr. 1243.04.10(na 1242.04.17). Voor de oorkonden inzake de betwisting van het goed Heiligenberg, zie Van Synghel, DONB, nrs. 1276.07.23, 1277.03.17, 1295.01.15 en 1297.06.28.

Tekstuitgave

De passages die in het origineel onleesbaar zijn, zijn waar mogelijk aangevuld naar afschrift B. Deze oorkonde is de naoorkonde van Van Synghel, DONB, nr. 1243.04.10(na 1242.04.17). De tekstdelen die aan deze oorkonde zijn ontleend, staan in een kleiner lettertype. Waar één of meer woorden niet overgenomen zijn in de naoorkonde, is een asterisk gebruikt. Gewijzigde woordvolgorde is niet aangegeven. Beide oorkonden zijn de vooroorkonde van Van Synghel, DONB, nr. 1277.03.17.

Afbeelding 11244.04.26avoorzijde
Afbeelding 21244.04.26aachterzijde
Volledig scherm

Universisa presentibus et futuris presentes litteras inspecturis Willelmus,* dominus de Strena, et Henricus et Hugo, fratres sui, salutem in Domino.

Universitati vestre notum esse volumus quod nos donationi predecessorum nostrorum assensum prebentes fundum qui dicitur Sanctus Mons in epyscopatib Leodiensi cum tota terra* et wastina et moer adiacente infra terminos subscriptos contenta cum dominio, officio et decimatione et omni iure quod in ipsa habuimus vel habere potuimus, preter altam iusticiam ecclesie beate Marie de Thosan pro nostra ac parentum nostrorum ac bone memorie Florentii, comitis Hollandie, animabus in puram elemosinam contulimus perpetua libertate possidendum. Termini autem sunt hii: primus* incipit ab Ouerdragha et currit ab* hinc usque ad metam que distat a Dodemare spacio sex virgarum;* secundus currit ab hac meta usque ad metam que distat a Grauinnen Sloed spacio centum virgarum; tercius extenditur ab hac meta usque ad aliam metam que similiter distat a Grauinnemc Sloed spacio centum virgarum; quartus procedit ab hac meta et extendit se usque add illam metam que* stat recte super Grauinnem Sloed et currit usque aliam que stat super Monachorum Loeddic super moer et* currit per Monachorum Loeddic qui stat secus Paruum Uorre et Paruum Uorre in Marcha et Marcha ad Ouerdracht. Preterea aquas omnes infra terminos prescriptos comprehensas, quocumque nomine vocitentur, et ius piscandi in ipsis, quocumque genere vel modo pi[s]ces capi possunt, et specialiter in Grauinnen Sloed et* fluvium qui dicitur Marcha usque ad medietatem et ius piscandi in ipsis modo quocumque et specialiter stalbome ponendi et habendi, memorate ecclesie contulimus ut inde prout voluerit commodum suum faciat et utilitatem. Insuper concessimus ecclesie antedicte ut per medium Magni Uorre aggereme ubi voluerit faciat, talif conditione [ut] a Grauinnen Sloed usque in Paruum Uorre aqueductum fodiat et teneat per quem tam homines mei quam omnes aliig qui per Magnumh Uorre so[l]ebant aq[u]educ[tu]m h[abe]re, congrue possint [t]erram suam et moer adaquare.

Ut ergo prelibat[a] donatio cum omnib[us] libertatib[us] in pre[s]en[ti] scripto superius ex[pressis pe[r]pe[tuam habeat [firmi]tatem, ego [Willelmus, dominus] de Strena, p[r]esentem paginam [sigilli] mei munimine [ro]bo[ravi.

Actum] a[nno Domin]i [millesi]mo ducentesim[o] q[uadragesim]o quartoi, me[nse aprili], in crastino sancti Marci ewangeliste.

a
vergrote initiaal A.
b
aldus A, lees episcopatu.
c
aldus A.
d
a verbeterd uit andere letter door schrijfhand A.
e
eerste g bovengeschreven door schrijfhand A.
f
nagenoeg weggesleten A.
g
nagenoeg weggesleten A.
h
vanaf hier tot en met het eind beschadigd door reagens A, tekst aangevuld naar B.
i
Mo CCo XLIIIIo B.

Document acties