U bent hier: Home Database Oorkonden

nr. 1306.12.26(na 1306.12.24)
1306 december (25-26)

Hugeman van Strijen, ridder, heer van Zevenbergen, schenkt ten overstaan van de schepenen van Zevenbergen aan Volcwijf Brusch, grootmeesteres van het Sint-Elizabethbegijnhof te Gent, ten behoeve van de infirmerie zes bunder moer te Zevenbergen tegen een jaarlijkse erfcijns van twee schelling per bunder met de verplichting tot het betalen van vier penning per last gedolven turf en belooft het Sint-Elizabethbegijnhof dit moergebied tot hetzelfde recht te houden als het moer van Gerard (van de Spijker) en van de Vlamingen te Zevenbergen.

Origineel

A. Gent, SA, archief Sint-Elizabethbegijnhof, reeks LXXVIII, inv. nr. 81.

Aantekeningen op de voorzijde: 1º door 14e-eeuwse hand: Moere. – 2º door 16e-eeuwse hand: In Zevenberghen.

Aantekening op de achterzijde: 1º door 14e-eeuwse hand: te Sevenberghe van VII bunre moers.

Bezegeling: [SD1] uithangend bevestigd, maar verloren zegel van Hugeman van Strijen, heer van Zevenbergen. – S2 uithangend bevestigd zegel van Arnoud Goud, schepen van Zevenbergen, van groene was, beschadigd. – S3 uithangend bevestigd zegel van Jan de Coster, schepen van Zevenbergen, van groene was, rand gedeeltelijk afgebroken. – S4 uithangend bevestigd zegel van Willem Balling, schepen van Zevenbergen, van groene was, zwaar beschadigd. – [SD5] uithangend bevestigd, maar verloren zegel van Willem Obrecht, schepen van Zevenbergen.

Uitgave

a. Béthune, Cartulaire du béguinage, 1883, 57-58, nr. 81, naar A.

Regest

Niet voorhanden.

Samenhang

Het in onderhavige oorkonde genoemde recht van here Gherard is van Gerard van de Spijker. Voor zijn activiteiten en de moeren van de Vlamingen te Zevenbergen, zie Leenders, ‘De exploitatie’, 235-242, en Idem, Van Turnhoutervoorde, 444-452.

Afbeelding 11306.12.26(na 1306.12.24)voorzijde
Afbeelding 21306.12.26(na 1306.12.24)achterzijde
Volledig scherm

Allea denghenen die desen saertre zullen zien ofte horen lesen doe te wetene ende make cond ic Hugheman van Strieneb, riddre, here van Zeuenberghen, dat ic hebbe opghegheven in wetteliker ghiften Volcwiuen Brusch, groete meestrigghe van sente Liisbetten bi Ghent, ter fermerien behoef of denghenen die in hare stede siin sal sesse bunre moers met den gronde, ligghende binnen die heerscepie van Zeuenberghen, an die noerdzide op der ghebure vaerd anderhalf hondert roeden lanc ende zesse ende dertech roeden breet, an die oestzide van dien moere ligghe ic Hugheman, riddre vorseit, met minen moere, ende Ihan van Matren an die westzide. Ende dien zelven moere hebbe ic ghegheven Volcwiuen Brussch vorseit ter fermerien behoef van sente Liisbetten ewelike te hebbene ende te ghebrukene vri, quite, los ende ledech van hervaerden ende van resen ende van alle andren dienste, van bede, van coste, het ne ware namelike van spoyen ende van waterganghe ende dare desen vorseiden moere nutscepe ende orbare af comen mochte; ende dare bi es men sculdech van elken bunre moers vorseit mi ende minen hoir twe scellinghe tseinse te ghevene elcs iaers op sente Mertinsdach in den wintre ende te ghevene over elke viere pennighe vive pennighe swerte Tornoyse ofte tpayment ieghen swarte Tornoysen; ende van elker last torven die men in dien vorseiden moere delven zal, es men sculdech mi ende minen hoir te tienden viere pennighe te ghevene op sente Pietersdach te inganghenden oext in alsulken paymente alst vorseit es van den tseinse van den moere. Voerd hebbe ic hare ghegheven enen wech telken einde van haren moere vierdhalf roeden breet, enen waterganc in te ledene ende smoers orbare op te doene ende emmer behouden der opender vaerd te vaerne ende te keerne. Voerd beloefde ic over mi ende over minen hoir die na mi comen zullen deser vorseider Volcwiuen ofter fermerien of denghenen die ter fermerien behoerd die na hare comen zullen, dien vorseiden moere te houdene ende te doen houdene ten alsulken rechte ende te alsulker vriheiden alse miin here Gherard die moir ende die van Vlaendren haren moere houden in Zeuenberghen.

Ende ommedat dit vast blive ende ghestade, soe hebbe ic desen saertre ghezeghelt in kennissen met minen zeghelec utehanghende. Hier was over Arnoud Goud, Ihan die Costre, Willem Ballinc ende Willem Oebrecht, scepenen in Zeuenberghen, die dit mede kennen met haren zeghelen utehanghende.

Dit was ghedaen als men scriift in iare ons Heren dertiene hondert ende zesse, binnen die Kerstdaghen.

Superscriptionem approbamus, scilicet zeghele. Datum ut suprad.

a
vergrote en licht versierde initiaal A.
b
letter i verbeterd uit e A.
c
bovengeschreven door schrijfhand A.
d
hierna sluitingstekens A.

Document acties