Lijstweergave
- 1244 (april 1 - 1245 april 15)
-
Hendrik III, heer van Cuijk, schenkt aan de abdij Mariënweerd zijn deel in het patronaatsrecht van de kerk van Beesd, dat hij samen met het kapittel van Sint-Marie te Utrecht en de graaf van Gelre heeft.
- 1291 oktober 1
-
Jan I, heer van Cuijk, verzoekt Jan, bisschop van Luik, om zijn goedkeuring te hechten aan de stichting van het gasthuis en het altaar te Grave, zoals vastgelegd in een oorkonde d.d. 1291.05.01.
- 1294 oktober 15
-
Jan I, heer van Cuijk, ridder, draagt aan de pastoors van Cuijk, Beugen, Boxmeer en Sambeek en aan het Sint-Catharinagasthuis te Grave elk de helft van de novale tienden van Cuijk, Beugen, Boxmeer en Sambeek over, op voorwaarde dat het gasthuis jaarlijks aan ieder van de genoemde pastoors een sterling schenkt.
- 1294 oktober 18
-
Hendrik, pastoor van Cuijk, Peter, pastoor van Beugen, Hendrik, pastoor van Boxmeer, en Arnoud, pastoor van Sambeek, stemmen in met de schenking van de novale tienden van hun parochiekerken door Jan I, heer van Cuijk, ridder, d.d. 15 oktober 1294, waarbij de ene helft aan hen en de andere aan het Sint-Catharinagasthuis te Grave toekomt onder betaling aan ieder van hen van een jaarlijkse recognitiecijns van een sterling, en vragen goedkeuring en bevestiging van deze regeling aan hun prelaten en superieuren.
- 1295 januari 25
-
Jan I, heer van Cuijk, verklaart ontvangen te hebben van Gillis van Berg, ridder, eertijds drossaard van Brabant, namens Jan II, hertog van Brabant, 2000 pond Leuvens als aflossing van de schuld van Jan I, hertog van Brabant.
- 1296 februari 16
-
Jan II, hertog van Brabant, en Walram, graaf van Gulik, stellen ter beslechting van hun geschillen een aantal scheidslieden aan, onder wie Jan I, heer van Cuijk, en beloven zich te onderwerpen aan hun uitspraak.
- 1308 april 20
-
Jan I, heer van Cuijk, verklaart dat hij met instemming van zijn echtgenote Jutta, vrouwe van Cuijk, hun zonen Jan en Otto, en zijn kleinzoon Jan van Cuijk aan de inwoners van de parochies van Beugen, Brakel, Cuijk, Linden, Beers, Mill, Escharen en Grave tegen een jaarlijkse erfcijns van tien pond de gemene gronden schenkt, gelegen tussen het rechtsgebied van de heer van Herpen en Jan Boc van Meer tussen de Maas en de Peel, met uitzondering van enkele weidegronden en bossen.
- 1308 mei 23
-
Jan I, heer van Cuijk, ridder, schenkt met instemming van Theobald (van Bar), bisschop van Luik, het kapittel aldaar, Arnoud (van Bilsen), deken van Cuijk, Hendrik, pastoor van Grave, Jutta, echtgenote van Jan I, heer van Cuijk, hun zonen Jan en Otto, alsmede Jan van Cuijk, kleinzoon van de heer van Cuijk, ten behoeve van de verheffing van de parochiekerk te Grave tot kapittelkerk met 1 deken en zes kanunniken 58 morgen akkerland bij Tiel, een jaarrente van 21 pond met 35 hoenders binnen Tiel, een rente van drie mud rogge en drie mud haver te Overasselt uit de goederen te Schonenburg, een jaarrente van 40 pond uit de gruit en uit zijn molens te Grave.
- 1308 november 11
-
Robijn, deken, en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht en Willem, heer van Boxtel, benoemen Jan van Cuijk, proost, Robert, deken, en Lodewijk, rentmeester van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht, tot scheidsrechters in hun geschil inzake de jurisdictie over Hamont, Achel en Sint-Huibrechts-Lille.
- 1310 maart 6
-
Arnoud van Bilsen, deken van Cuijk, oorkondt dat Jan, prior van het klooster Sint-Elisabethsdal (te Nunhem), en Jan van Maasbree, ridder, als voogd van zijn minderjarige neef Willem, een overeenkomst sluiten inzake het geschil over het patronaatsrecht van de kerk van Maasbree, waarbij bepaald wordt dat zij dit beurtelings zullen bezitten.