< terug naar de lijst met oorkonden

Bloedwonder in Hooidonk (oorkonde kort na 7 september 1244)

Samenvatting
Bonifatius, bisschop van Lausanne, ging op 5 september 1244 naar Hooidonk (in Noord-Brabant) om er de kerk en twee altaren te wijden. Daar lieten de nonnen van het klooster hem een stuk hout ter lengte van een vinger zien dat volgens hen afkomstig was van het Heilig Kruis van Jezus Christus.
Bonifatius had ooit geleerd dat het hout van dat kruis zou zinken als het in het water gegooid werd, terwijl hout normaal blijft drijven. Hij besloot die test uit te voeren in de aanwezigheid van een groot aantal kloosterzusters, enkele andere religieuzen en veel niet-religieuze belangstellenden.
Nadat hij met het stuk hout driemaal een kruis boven een beker water gemaakt had en God bad hem te tonen of dit stukje hout echt van het Heilige Kruis van Jezus Christus af kwam, liet hij het in het water zakken. Het daalde meteen als een steen naar de bodem. Toen hij het er weer uithaalde, vloeiden er dikke bloeddruppels uit het hout. Alle aanwezigen zagen het. Bonifacius liet snel een flesje halen om het bloed in op te vangen, maar toen het gebracht werd, was het vloeien opgehouden. Daarom dompelde hij het hout nog een keer in de beker. Opnieuw vielen er druppels uit, ditmaal minder dik. De bisschop ving ze op in het flesje.
Nadat het druppelen weer ophield, maakte Bonifacius een kruisteken met het stuk hout boven het water van de beker. Toen verscheen er op de bodem een rood kruis, dat de priorin van het klooster en veel andere aanwezigen zagen. Hildegondis van Wulfsombeke, een adellijke vrouw die geen non was, werd als waanzinnig toen ze dit kruis zag.
De bisschop stopte het hout nog een derde keer in de beker en ving de bloeddruppels daarna weer op in het flesje.
Het water uit de beker, dat door de bloeddruppels van de eerste test was roodgekleurd, werd in een andere glazen fles gegoten. Beide kristallen flesjes worden in het klooster Hooidonk bewaard.
Daarna spoelde Bonifacius de beker in een andere beker met water uit. Dat afwaswater werd door de omstanders opgedronken en zij verklaarden dat het een honingzoete smaak had.
Onder de mensen die ervan dronken bevond zich ook de genoemde Hildegondis. Een paar dagen later bleek zij genezen van een ziekte waaraan zij al drie jaar leed en waar geen enkele dokter of geneesmiddel tegen hadden geholpen.
Vier dagen na dit wonder herhaalde bisschop Bonifacius de test om er zeker van te zijn dat het om een stuk hout van het Heilig Kruis ging. En opnieuw vloeide er tot driemaal toe bloed uit, dat werd opgevangen in hetzelfde flesje.
Daarna sneed hij met een scherp mes in het harde hout. Er viel een heel klein splintertje af. Het was net zo zwart als het hout zelf, maar op één plaats was het wit. Omdat Bonifacius twijfelde of de splinter wel van het stuk kruishout afkomstig was, deed hij het in het water. Het zonk op de bodem. Toen hij het eruit nam en tussen zijn vingers wreef, werden deze rood van het bloed. Hij stopte dit splintertje in de kristallen fles waar het bloed in opgevangen was.
Bonifacius stelde op verzoek van het klooster Hooidonk en van veel andere mensen deze oorkonde op als bewijs van de waarheid van het christelijke geloof.

Achtergrondinformatie
Bonifatius, de voormalige bisschop van Lausanne, kwam in september 1244 naar het Brabantse klooster Hooidonk om de nieuwe, stenen kloosterkerk in te wijden. De nonnen die in het klooster woonden, lieten hem een stuk hout zien dat volgens hen een deel van het Heilige Kruis was waaraan Jezus Christus gestorven was. Het was ongeveer 5 cm lang en 5-8 cm breed. Zij beschouwden het als de belangrijkste schat van het klooster. Het was waarschijnlijk een gift van een familielid van een van de nonnen, meegenomen van een kruistocht naar Jeruzalem. In 1204 hadden kruisvaarders namelijk in Constantinopel het Heilig Kruis ontdekt. In de jaren daarna werd heel Europa overspoeld door splinters en spijkers die van dat kruis afkomstig zouden zijn. De zeer gelovige middeleeuwers waren dol op dit soort relikwieën (een relikwie is een bot van een heilige of een voorwerp dat door een heilige was gebruikt of aangeraakt).
Bonifatius besloot het stuk hout aan een onderzoek te onderwerpen om vast te stellen of het geen oplichterij was. Daarbij waren niet alleen alle nonnen van het klooster aanwezig, maar ook veel andere (ook mannelijke) belangstellenden. Tot driemaal toe gooide Bonifatius het hout in een beker water, en drie keer zonk het meteen naar beneden. Toen hij het uit het water haalde, vloeiden er dikke druppels bloed uit. Die werden opgevangen in een flesje. Op de foto hierboven zie je een gebrandschilderd raam uit de Lambertuskerk in Nederwetten waarop het bloedwonder van Hooidonk staat afgebeeld.
De nonnen die dronken van het water waarmee de beker werd uitgewassen beweerden dat dat water een honingzoete smaak had. En Hildegondis van Wulfsombeke genas na het drinken van dit water van een ziekte die ze al drie jaar onder de leden had.
Het nieuws over het bloedwonder verspreidde zich razendsnel over heel Brabant. Iedereen wilde het hout zien waaraan Jezus Christus Zijn laatste adem had uitgeblazen. Het klooster groeide uit tot een belangrijk pelgrimsoord.

Over de bisschop Bonifatius: hij werd in 1238 uit Lausanne naar Rome verjaagd. In 1239 leverde hij zijn bisschopstitel in en keerde terug naar het Cisterciënserklooster Ter Kameren bij Brussel, waar hij vroeger al monnik was geweest. Hij stierf in 1260. Na zijn dood kwamen veel gelovigen naar zijn graf om te bidden voor genezing van hun tyfus en koorts. Er wordt beweerd dat velen van hen inderdaad genazen.

Hooidonk was in 1146 opgericht als klooster voor rijke, adellijke dames. Ze groeven een aftakking in de rivier de Dommel, waardoor er een eiland in de rivier ontstond. Daarop bouwden ze een kerkje, een hoofdgebouw, 24 kleine huisjes waar de nonnen in woonden en een watermolen. Ze leefden onder de kloosterregel van Augustinus: dat betekende dat ze niet alleen veel baden, maar ook moesten werken. De drassige gebieden rond het klooster werden door de nonnen drooggelegd en voor de landbouw geschikt gemaakt.
in 1650 werden de nonnen door de protestantse regering van de Nederlanden uit hun het klooster verdreven. De gebouwen en het land werden verkocht en de opbrengst kwam in de staatskas terecht.
De laatste priorin van het klooster, Agnes van Pollaert, nam de relikwie van het Heilige Kruis mee naar het klooster van Rolduc bij Kerkrade. Toen in 1793 dat klooster ook vernietigd werd, redde een van de monniken de relikiwe opnieuw en bracht haar naar de kerk van Waubach.
In 1952 lukte het de kerk van Nederwetten (het dorpje dat door de nonnen van Hooidonk gesticht was) om de kerk van Waubach te overtuigen een deel van het stuk van het Heilig Kruis af te staan. De relikwie werd in tweeën gesplitst en nu bezitten beide kerken elk een deel (op de foto hiernaast zie je de relikwie van de Lambertuskerk in Nederwetten, verpakt in een reliekhouder van zilver en goud).
Op de plaats waar in 1244 het wonder gebeurde werd in 1954 een nieuwe kapel gebouwd (zie de foto bovenaan). Elk jaar wordt er rond 4 september in de openlucht een Heilige Mis gevierd ter herdenking van het wonder van Hooidonk.

Tips voor een script
De oorkonde vertelt zelf al een wonderbaarlijk verhaal. Maar hoe maak je dat interessant voor een modern bioscooppubliek dat misschien niet in wonderen gelooft?
Houdt bisschop Bonifatius met een slim trucje iedereen voor de gek? Waarom zou hij dat doen? Zou hij daar persoonlijk voordeel van hebben?
Of verfilm je het wonder precies zoals het gebeurd is, en laat je de kijkers zelf invullen of het waargebeurd is? Hoe laat je de opwinding en verrassing van de mensen zien?
En hoe zat dat met die waanzinnige, zieke Hildegondis? Misschien is zij wel de hoofdpersoon van je film. Was gewoon een aanstelster, die aandacht wilde trekken? Of was het juist een heel gelovige vrouw, die met genezing beloond werd door haar vertrouwen in God.

Foto van de oorkonde
Omdat deze oorkonde en de eventuele kopieën daarvan verloren zijn, kan hier geen foto gegeven worden.

Informatie over de oorkonde
Het origineel van deze oorkonde is verloren gegaan, maar in de 18de eeuw heeft J.F. Foppens hem nog bestudeerd en de tekst ervan in een van zijn boeken uitgegeven (Historia episcopatus Silvaeducensis; continens episcoporum et vicariorum generalium seriem - - fundationes nec non diplomata varia ad rem hujus dioecesis spectantia (Brussel 1721), p. 292).

Een latere uitgave op basis van de editie Foppens is te vinden in het 'Oorkondenboek van Noord-Brabant' van H.P.H. Camps, nr. 204. Klik hier voor een digitale versie van de tekst.
In de eerste link hieronder vind je een letterlijke vertaling van de tekst.

Een tijdlang dacht men dat deze oorkonde vervalst was, maar dat lijkt toch niet het geval.

Links

< terug naar de lijst met oorkonden