Lijstweergave
- 1260 (april 2 - vóór eind mei 1260)
-
Jan I, heer van Cuijk, vidimeert en bevestigt de schenking door zijn vader Hendrik III, heer van Cuijk, van diens aandeel in het patronaatsrecht van Beesd aan de abdij Mariënweerd.
- 1261 september 16
-
Paus Urbanus IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1262 oktober 26
-
Meester Reinier, scholaster van Tongeren, provisor van Hendrik II (van Leez), bisschop van Luik, beslecht de geschillen tussen Willem I, heer van Altena, proost van de kerk van Kortessem, en deken en kapittel van Kortessem.
- 1278 april 22
-
Hendrik, pastoor van Mierlo, vraagt aan Jan, bisschop van Luik, om de regeling te bekrachtigen die wijlen Reinier, scholaster van Tongeren en provisor van Hendrik III, bisschop van Luik, getroffen heeft in het conflict tussen het klooster Binderen en Hendrik, rector van de kerk van Mierlo, zijn voorganger, inzake de novale tienden en andere rechten.
- 1287 mei
-
Willem Hugemanszoon, heer van Zevenbergen, en zijn echtgenote Hadewich geven ten overstaan van de schepenen van Zevenbergen aan de abdij van Zoetendale zestien bunder moer te Zevenbergen tegen een jaarlijkse erfcijns van twee schelling Hollands per bunder met de verplichting tot het betalen van vier penning Hollands per last gedolven turf en stellen de abdij vrij van alle overige diensten en afdrachten, met uitzondering van het aandeel in de waterschapslasten. Willem, heer van Strijen, bekrachtigt de overeenkomst en bezegelt mede, samen met Wolfert van Borsele, Gerard van Wieldrecht, Gillis van Wendelnesse en de schepenen van Zevenbergen.
- 1291 mei 1
-
Jan I, heer van Cuijk, schenkt voor de opvang van de armen in een gasthuis te Grave en de bouw van een altaar aldaar een jaarlijkse rente van twintig pond Leuvens uit zijn cijnzen en tienden te Grave alsmede een jaarlijkse rente van vijf pond van Wellen van Gennep, bestemt vijftien pond daarvan voor het opdragen van de dagelijkse H. Mis op het altaar en wijst de bediening toe aan Hendrik van Grave, zoon van Hubert, priester. Zolang de bouw van het gasthuis niet voltooid is, zal de mis in de parochiekerk te Grave opgedragen worden.
- 1291 oktober 1
-
Jan I, heer van Cuijk, verzoekt Jan, bisschop van Luik, om zijn goedkeuring te hechten aan de stichting van het gasthuis en het altaar te Grave, zoals vastgelegd in een oorkonde d.d. 1291.05.01.
- 1292 december 12
-
Siegfried, aartsbisschop van Keulen, vidimeert en bevestigt de oorkonden, verleend door Dirk III, heer van Altena, en Robert, bisschop van Luik, aan het klooster Sint-Elisabethsdal te Nunhem d.d. 1240 oktober 9 en 1241 maart 30 (na 1240 oktober 9).
- 1294 juni 17
-
Gerard (van Nassau), aartsdiaken van Luik, bevestigt de bekrachtiging door Robert, bisschop van Luik, alsmede de bevestiging door het kapittel van Luik van de statuten van het kapittel van Kortessem en de bepalingen inzake de pastoors van de kerken van Kortessem, Wintershoven, Kuttekoven, Strijp, Son en Nuenen.
- 1296 augustus 29
-
(Simon), abt van Sint-Gillis op de Publémont te Luik, bewaarder van de door de Heilige Stoel verleende oorkonden aan abt en convent van Ter Doest, gelast de priesters van Overdrage, Etten en Zevenbergen om de personen die de abdij, niettegenstaande de uitspraak van Floris V, graaf van Holland, in haar bezittingen en rechten te Heiligenberg hebben aangetast, te manen om deze op straffe van excommunicatie binnen acht dagen na hun maning aan de abdij te restitueren en de schade te vergoeden.