Lijstweergave
- 1260 (april 2 - vóór eind mei 1260)
-
Jan I, heer van Cuijk, vidimeert en bevestigt de schenking door zijn vader Hendrik III, heer van Cuijk, van diens aandeel in het patronaatsrecht van Beesd aan de abdij Mariënweerd.
- 1260 mei
-
Otto II, graaf van Gelre, schenkt het gehele personaats- en patronaatsrecht van Beesd aan Rudolf, abt, en het convent van Mariënweerd op voorwaarde dat de abdij eeuwig zijn memorie, dat van zijn overleden echtgenote Margareta, zijn echtgenote Philippa en zijn ouders zal vieren en dat de abt op de dag van zijn jaargetijde en die van zijn vrouw een pitantie zal uitkeren aan het convent en de aanwezige broeders.
- 1261 april 12
-
Paus Alexander IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1261 september 16
-
Paus Urbanus IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1267 mei 13
-
Hendrik I (van Vianden), bisschop van Utrecht, bevestigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd door Otto II, graaf van Gelre, en Jan I, heer van Cuijk, aan de abdij Mariënweerd.
- (1227-1279)
-
Oorkonde(n) in het bezit van of uitgevaardigd door Arnoud IV, graaf van Loon, in 1291 in het bezit van de heer van Horn. (Deperditum)
- 1287 juli 7
-
Walram, heer van Valkenburg, doet met Philippa, zijn echtgenote, ten gunste van Reinoud I, graaf van Gelre, afstand van al het recht dat hun toekomt op bepaalde sommen geld, die wijlen de heer van Cuijk en zijn echtgenote, zuster van genoemde Philippa, hem verschuldigd zijn vanwege de lijftocht van deze. (Deperditum)
- 1289 december 30
-
Adolf VII, graaf van Berg, vraagt aan Jan I, heer van Cuijk, de aan hem verschuldigde twaalf mark te geven aan Hendrik Vustinc, de brenger van deze brief.
- 1291 februari 11
-
Walram, heer van Monschau en Valkenburg, en Jan I, heer van Cuijk, bepalen als scheidslieden in het geschil tussen Arnoud, graaf van Loon, en Willem II, heer van Horn en Altena, dat Arnoud gehouden is de oorkonde(n) van zijn grootvader, die de heer van Horn heeft, in acht te nemen.
- 1291 mei 1
-
Jan I, heer van Cuijk, schenkt voor de opvang van de armen in een gasthuis te Grave en de bouw van een altaar aldaar een jaarlijkse rente van twintig pond Leuvens uit zijn cijnzen en tienden te Grave alsmede een jaarlijkse rente van vijf pond van Wellen van Gennep, bestemt vijftien pond daarvan voor het opdragen van de dagelijkse H. Mis op het altaar en wijst de bediening toe aan Hendrik van Grave, zoon van Hubert, priester. Zolang de bouw van het gasthuis niet voltooid is, zal de mis in de parochiekerk te Grave opgedragen worden.