U bent hier: Home Database Vertalingen Overzicht

1300 juli 22, ONB II nr. 1415

Raas II van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, geeft als huwelijksgift aan zijn tweede vrouw Hadewig, dochter van Willem, heer van Strijen, 5000 pond zwarte Tournoois, waarvoor hij als onderpand Oosterhout aanwijst, dat hij van zijn broer Gerard van Liedekerke heeft verkregen, alsmede Roosendaal, en zijn goederen te Nispen en Wouw. Bij zijn overlijden zal Hadewig bovengenoemde bezittingen met alle toebehoren zonder mindering van de inkomsten daarvan op de hoofdsom bezitten, totdat het bedrag gekweten is. Bij haar kinderloos overlijden vóór de aflossing, keren deze goederen terug naar de kinderen uit Raas' eerste huwelijk; anders vervallen zij aan haar kinderen op dezelfde voorwaarden. Op verzoek bezegelen Floris, heer van Borsele, Jan van Liedekerke, heer van Eichem, zijn broer, Herbert vanDrongelen, ridders, Nicolaas, heer van Putten, Filips van Liedekerke, zijn zoon, en Willem van Dubbelmonde, Godfried van Bergen, Wouter van den Houte, Wierik en Hendrik, zijn leenmannen, mede.

Uitgave

Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1415.

Tekst

Universis presentes litteras inspecturis vel audituris Raso de Gauere, dominus de Liedekercke et de Breda, salutem et rei geste cognoscere veritatem.

Universitati vestre notum facimus et testamur tenore presentium quod nos de consilio et assensu amicorum, fratrum et consanguineorum nostrorum dedimus et contulimus nomine dotalicii sive donationis propter nuptias nobili domine domine Hadewigi, filie viri nobilis bone memorie domini Willelmi, quondam domini de Strine, nunc uxori legitime, sed tunc sponse nostre karissime post desponsationem videlicet ipsius et ante matrimonium inter nos et ipsam consummatum, quinque milia librarum Turonensium parvorum et nigrorum aut monete tantumdem valentis quas eidem assignavimus tunc et adhuc assignamus recipiendas ad omnia bona nostra mobilia et allodialia ac ad omnia bona nostra per emptionem aut mutationem acquisita, que tempore mortis nostre nos habere continget, qualiacumque fuerint et ubicumque terrarum iacuerint et quocumque nomine censeantur. Et quia forte posset contingere quod omnia bona nostra predicta mobilia, allodialia et acquisita non sufficerent ad plenariam persolutionem dictarum quinque milium librarum predicte domine faciendam aut forte per violentiam vel per fraudem a quoquam hominum substraherentur eidem, ideo obligavimus et adhuc obligamus et pro pignore sibi assignavimus et adhuc assignamus villam nostram de Oesterhout, quam acquisivimus erga Gerardum de Liedekerke, perdilectum fratrem nostrum, cum omni dominio, redditibus, proventibus, iuribus, iusticiis altis et bassis, molendinis et pratis, pascuis, silvis, wastina et homagiis ceterisque bonis nostris universis et singulis, qualitercumque nominentur ad dictam villam de Oesterhout spectantibus; villam quoque nostram de Hulsdonc sive Rosendale cum omni dominio et omnibus reddiditus, proventibus, iuribus, iusticiis altis et bassis, molendinis, pratis, pascuis, silvis, wastina et homagiis ceterisque bonis universis et singulis, qualitercumque nominentur ad dictam villam de Hulsdonck cum suis attinentiis spectantibus; omnem etiam terram nostram quam habemus in parrochiis de Nispen et de Woude cum omni dominio et omnibus redditibus, proventibus, iuribus, iusticiis altis et bassis, molendinis, pratis, pascuis, silvis, wastina et homagiis ceterisque bonis universis et singulis in predictis parrochiis de Nispen et de Woude iacentibus, quocumque nomine censeantur, ita quod ipsa domina Hadewigis, si post mortem nostram supervixerit, dictas villas et dictam terram tam diu libere et absolute cum omnibus supradictis iuribus et proventibus possidebit et habebit, donec sibi de predictis quinque milibus libris Turonensibus simul et semel fuerit satisfactum, hoc adiecto quod, quicquid de predictis villis et territoriis a predicta domina vel a suis receptum fuerit usque ad diem persolutionis predicte pecunie, non defalcabitur aut decomputabitur de summa quinque milium librarum premissarum, sed hoc sibi dedimus et adhuc damus in augmentum dotis sue. Si vero dicta domina ante persolutionem dictarum quinque milium librarum absque liberis, a nobis procreatis, quod absit, mortua fuerit, tunc dicte ville et dicta terra sive territoria cum omni dominio suo ad heredes nostros, quos de prima nostra uxore genuimus, integraliter devolventur. Si vero liberos, a nobis procreatos, Domino concedente, habuerit, tunc ipsi liberi post mortem matris omne ius, quod nos matri in omnibus bonis et pecuniis predictis in sua disponsatione nomine dotis vel magis in donationem propter nuptias, ut premittitur, contulimus, integraliter possidebunt et habebunt et in omnibus conditionibus, in hac littera positis, matri succedere tenebuntur.

Huic autem donationi et obligationi interfuerunt una nobiscum viri nobiles et discreti amici nostri predilecti domini: Florentius, dominus de Bersele, Iohannes de Liedekerke, dominus de Eyghen, predilectus frater noster, Herbertus dictus van Dronghele, milites, Nicholaus, dominus de Putte, Philippus de Liedekerke, dilectus filius noster, et homines nostri feodales: Willelmus dictus de Dubbelmonde, Godefridus de Bergis, dapifer noster, Walterus dictus Vten Houte, Wiricus et Heinricus, filius Segeberti, et alii quamplures fidedigni.

In quorum omnium testimonium sigillum nostrum presentibus litteris est appensum, rogantes ad maiorem et certiorem premissorum firmitatem omnes nobiles predilectos et homines nostros feodales qui premissis, ut premittitur, nobiscum interfuerunt, ut sigilla sua presentibus una nobiscum apponant.

Nos igitur Florentius, dominus de Bersele, Iohannes de Liedekerke, dominus de Eyghen, et Herbertus dictus van Dronghele, milites, et nos Nicholaus, dominus de Putte, et Philippus de Liedekerke, nos quoque Willelmus, Godefridus, Walterus, Wiricus et Heinricus, homines feodales predicti, ad instantiam et petitionem supradicti domini Rasonis, domini de Liedekerke et de Breda, sigilla nostra presentibus litteris apponimus in testimonium et munimen omnium premissorum.

Datum anno Domini M trecentesimo, mense iulio in festo beate Marie Magdalene.

Vertaald door Geertrui Van Synghel

Raas van Gavere, heer van Liedekerke en Breda, maakt bekend dat hij op advies en met goedkeuring van zijn vrienden, broers en bloedverwanten aan vrouwe Hadewig, dochter van wijlen Willem, heer van Strijen, nu zijn wettige echtgenote, maar toen na de huwelijkssluiting van zijn dierbare echtgenote en vóór de voltrekking van het huwelijk tussen hen, als huwelijksgift vijfduizend pond zwarte Tournoois of een gelijkaardig geldbedrag heeft gegeven en overgedragen. Dit bedrag heeft hij haar toegewezen om te ontvangen uit al zijn roerende en vrij eigen goederen en uit al zijn goederen die hij door koop of ruil heeft verworven, die hij op het moment van zijn dood heeft, hoeveel het er ook zijn en waar de gronden ook liggen en hoe ze ook worden genoemd. En omdat het misschien zou kunnen gebeuren dat alle voornoemde roerende, vrij eigen en verworven goederen van Raas niet zouden volstaan voor de algehele aflossing van de genoemde vijfduizend pond aan Hadewig, of dat ze mischien door geweld of fraude door iemand aan haar zouden kunnen worden onttrokken, heeft hij als onderpand zijn plaats Oosterhout aangewezen. Hij heeft Oosterhout verworven van Gerard van Liedekerke, zijn broer, met de gehele heerschappij, opbrengsten, inkomsten, rechten, hoge en lage gerechten, molens en weiden, beemden, bossen, woeste gronden en leenrechten en al zijn goederen die ook maar zouden worden genoemd die bij Oosterhout behoren. Ook heeft Raas als onderpand Hulsdonk of Roosendaal aangewezen met de gehele heerschappij en met alle opbrengsten, inkomsten, rechten, hoge en lage gerechten, molens, weiden, beemden, bossen, woeste gronden en leenrechten en al zijn goederen, die ook maar zouden worden genoemd die vallen onder Hulsdonk met de toebehorende zaken; en ook alle grond die Raas heeft in de parochies van Nispen en Wouw met de gehele heerschappij en met alle opbrengsten, inkomsten, rechten, hoge en lage gerechten, molens, weiden, beemden, bossen, woeste gronden en leenrechten en al zijn goederen, die ook maar zouden worden genoemd in de parochies van Nispen en Wouw. Hij heeft alles geschonken op die manier dat vrouwe Hadewig, indien zij hem zou overleven, de genoemde plaatsen en grond zo lang vrij en absoluut met de voornoemde rechten en inkomsten zou bezitten en hebben totdat uit de voornoemde zaken vijfduizend pond Tournoois geheel en al zou zijn voldaan. Dit onder de voorwaarde dat alle inkomsten die Hadewig of de haren uit de voornoemde plaatsen en gronden zouden hebben ontvangen tot de dag van de betaling, niet in mindering zal worden gebracht op de som van vijfduizend pond, maar dat Raas deze inkomsten aan haar heeft gegeven en geeft ter vermeerdering van haar huwelijksgift. Indien Hadewig echter vóór de aflossing van de vijfduizend pond zou sterven zonder kinderen die door hem zijn verwekt, dan zullen de genoemde plaatsen en gronden met de gehele heerschappij integraal naar zijn erfgenamen gaan die hij bij zijn eerste vrouw heeft verwekt. Indien hij echter kinderen zou hebben, door hem en Hadewig verwekt, met Gods vergunning, dan zullen deze kinderen na de dood van hun moeder alle recht dat hun moeder in alle voornoemde goederen en gelden, als huwelijksgift en vermeerdering daarvan door Raas aan haar geschonken, integraal bezitten en hebben en zullen zij deze houden onder dezelfde voorwaarden als hun moeder, zoals bepaald in deze oorkonde.

Bij dit schenken en in onderpand geven waren samen met Raas volgende edelmannen en vrienden van hem aanwezig: Floris, heer van Borsele, Jan van Liedekerke, heer van Eichem, broer van Raas, Herbert van Drongelen, ridders, Nicolaas, heer van Putten, Filips van Liedekerke, zoon van Raas, en de leenmannen van Raas, namelijk Willem van Dubbelmonde, Godfried van Bergen op Zoom, drossaard van Raas, Wouter van den Houte, Wierik en Hendrik, zoon van Zegebert, en vele andere geloofwaardige mannen.

Raas heeft bezegeld en medebezegeling gevraagd aan de eerder vermelde edelen en leenmannen, die bij het voorgaande aanwezig waren.

Floris, heer van Borsele, Jan van Liedekerke, heer van Eichem, Herbert van Drongelen, ridders; Nicolaas, heer van Putten, Filips van Liedekerke, en zijn leenmannen Willem, Godfried, Wouter, Wierik en Hendrik bezegelen mede.

Gegeven in 1300.



Document acties