U bent hier: Home Database Vertalingen Overzicht

ca. 1198, ONB II nr. 924

Godfried II (van Breda en) van Schoten draagt aan Hendrik I en Machte ld, hertog en hertogin van Brabant, en hun nakomelingen de burcht van Breda in leen op, met al zijn eigen goed onder (Princen)hage, om dit geheel van hen in leen terug te ontvangen met bovendien de leenmannen van hun voogdijen aldaar en al wat dezen bezitten, met uitzondering van zekere dienstienen.

Uitgave

Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 924.

Tekst

In nomine sancte et individue Trinitatis.

Ego Godefridus de Scoten omnibus imperpetuum.

Notum esse volumus tam posteris quam presentibus quod ego Godefridus de Scoten castellum de Breda cum omni allodio, quod tenui et teneo infra locum qui Haga dicitur, libere in manu domini ducis Henrici, domine ducisse Machtildis et eorum heredis resignavi. Ipsi vero quia mei predecessores a suis predecessoribus sic tenuerant idem allodium totaliter in feodum michi contulerunt et preterea homines advocaciarum suarum ibidem iacentium immo quicquid ibi possidebant, feodis hominum suorum ministerialibus loit iudiciis, que arenna vocantur, exceptis. Insuper vero liberum et absolutum prestiti hominium et ipsi certum contra quemlibet michi promiserunt auxilium ubi de iure meo confisus ad diem prefixum vel ad iudicem vocatus venire non recusarem. Uxori mee, si decederem sine herede, in bonis meis eisdem usumfructum recognoverunt.

Ut autem hec rata et in posterum teneantur inconvulsa nostrorum appositione sigillorum munivimus ac confirmare curavimus.

Huic facto interfuerunt testes Galterus Bertout, Henricus de Cuch, Gerardus de Grimbergis, Arnoldus frater eius, Arnoldus de Diest, Willelmus de Byrbays, Henricus de Haso, Arnoldus de Winsemala, Alardus Rapa, Gosuinus de Hyscha et huius cartule confectores Gerardus, Reynerus.

Vertaling door Geertrui Van Synghel

Godfried van Schoten heeft in de hand van Hendrik, hertog van Brabant, hertogin Machteld en hun erfgenamen vrij afstand gedaan van het kasteel van Breda met alle eigen goed dat hij hield en houdt binnen de plaats, Haga genoemd. Omdat zijn voorgangers het op die manier hielden van hun voorgangers, hebben zij dit eigen goed volledig aan hem in leen overgedragen met de mannen van hun voogdijen die daar liggen en al wat ze daar bezitten, uitgezonderd de dienstlenen van hun mannen, de loitgerechtena arenna genoemd. Bovendien heeft Godfried vrij en absoluut leenhulde afgelegd. Hendrik en Machteld hebben hem tegen iedereen hulp beloofd, waar hij gedaagd wordt op een vastgestelde dag of bij de rechter, als hij niet weigert te verschijnen. Aan zijn echtgenote schenkt Godfried, indien hij zonder erfgenaam sterft, het vruchtgebruik van zijn goederen.

Godfried bezegelt.

Getuigen: Wouter Berthout, Hendrik van Cuijk, Gerard van Grimbergen, Arnoud, zijn broer, Arnoud van Diest, Willem van Bierbeek, Hendrik van Haso, Arnoud van Wezemaal, Alard Rapa, Gozewijn van Overijse en de makers van deze oorkonde Gerard en Reinier.


a
mogelijk zijn hiermee laatgerechten bedoeld, zie ONB II, nr. 924, p. 124 onder Tekstinterpretatie.

Document acties